Stichting Mesdag-Zuivelfonds NLTO
Van Limburg Stirumweg 25
9291KB Kollum
mesdagfonds@gmail.com

2013.01 - NH3 project - Mesdagfonds en Ministerie van Economische Zaken

Dit project is voortgekomen uit de ophef die is ontstaan na het verschijnen van het rapport van Ciska Nienhuis over de GreenDuo. Naar aanleiding van haar rapport verscheen er onder ander in de Telegraaf een artikel met de titel “Al 20 jaar mestbeleid op onjuiste aannames". Ammoniakmetingen deugen niet”. Zie voor meer informatie over de achtergrond van dit project het artikel uit V-Focus van juni 2014. 

Naar aanleiding van alle commotie wordt in dit project nader onderzoek gedaan op de volgende 5 gebieden:

1. Vergelijking meetmethoden. Vergelijk in een veldproef de tot op heden gebruikte standaard MBM/IHF methodiek met nieuwe beschikbare (continue) meetmethodieken voor het verkrijgen van additionele informatie om de variatie in emissies beter te begrijpen, voor input in proces modellen en om vast te stellen of de eerdere metingen gecorrigeerd of aangepast zouden moeten worden. Er zijn aanwijzingen voor systematische afwijkingen, waarvan nog onzeker is hoe groot deze zijn en of ze tot hogere of juist lagere emissies zullen leiden. Vergelijkend veldonderzoek in diverse situaties met diverse aanwendtechnieken moet hier uitsluitsel over geven.

2. Verklaring variatie emissiewaarden. De variatie in gemeten emissiewaarden is groot. De mate van variatie verschilt tussen de diverse toedieningsmethodieken. Deze variatie biedt de praktijk mogelijkheden om vergaand te optimaliseren, ergo de emissie te reduceren. De variatie is in algemene zin afhankelijk van zaken als weersomstandigheden, grondsoort en mestsamenstelling. De invloed van deze factoren moet verder gekwantificeerd worden door het uitvoeren van continue, real time, flux-metingen en aanvullende analyses van eerdere veldmetingen in combinatie met procesmodellen (e.g. Volt’air-model).

3. Vertaling variatie naar bedrijfsmanagement. Onderzoek is nodig om gebruikmakend van de verklaarde variatie in de praktijk betere handvatten aan te reiken om te sturen in de bedrijfsvoering en mesttoediening met als doel emissie en depositie te minimaliseren. Belangrijk hierbij is een koppeling te maken tussen de ammoniak-emissiemetingen en het integrale N-management op (boerderij-) systeemniveau. Dit is van groot belang voor de (door-)ontwikkeling van de Kringloopwijzer en voor de PAS.

4. Ontwikkeling bedrijfsspecifieke emissie-indicatoren. Benutten van de variatie om emissies te reduceren maakt de vraag actueel hoe je daarop kunt handhaven. Hoe borg je emissiereducties als resultante van bedrijfsspecifieke omstandigheden en management? Onderzoek zou gericht moeten worden op het afleiden van specifieke indicatoren die eenvoudig handhaafbaar zijn en goede garanties geven voor het halen van de doelen.

5. Continuering en detaillering depositieonderzoek. Ook voor depositie en verspreiding geldt dat de vooruitgang die internationaal wordt geboekt met het modelleren van de atmosferische verspreiding beter benut zou moeten worden. Het belang hiervan neemt toe om goed te kunnen analyseren wat het effect van klimaatveranderingen is op de ammoniakemissie en – depositie. Het wordt sterk aanbevolen om de depositiemetingen in Speuld, waar al een datareeks van 20 jaar van beschikbaar is, voor dit doel te continueren. Continuering daarvan is van groot belang voor zowel de monitoring van de voortgang van het beleid als ook het bijstellen van depositieparameters. Daarnaast zouden de depositiemetingen op andere natuurgebieden en gewas-bodem combinaties moeten worden geïntensiveerd voor het afleiden van parameters geschikt voor lokale depositiemodellering.

Bijbehorende documenten: